Ministerie van leven
  • Home
  • Blog
  • Over ons
  • Regeerakkoord
  • Contact
  • Community

Versnipperd

6/4/2017

0 Reacties

 
Foto
Door Jan Bransen, gastblogger
Met onverschrokken optimisme en lef hebben Annette Stekelenburg en Cora Postema een Ministerie van Leven opgericht. Dat Ministerie moet ervoor zorgen dat de burger die de overheid nodig heeft om zijn leven te kunnen leven, niet te maken krijgt met een versnipperde overheid die hem eerst vraagt zijn eigen leven ook te versnipperen. Een mooi en belangrijk streven!

Gewoon doen!
Het zal me wel een hele toer worden om zo’n ministerie van de grond te krijgen en vooral om dat ministerie succes te laten hebben. Klein beginnen, zullen ze gedacht hebben. Gewoon doen! Aanpakken. Zoals ze dat gewend zijn geraakt in hun ingewikkelde levens als mantelzorgers. Of een ministerie, een letterlijk ministerie, succesvol kan zijn in het bestrijden van de versnippering op de terreinen van het leven – volksgezondheid, welzijn, sociale zaken, werk, inkomen, onderwijs en wonen – dat zien we later wel. Eerst maar eens de aandacht zien te vangen van zoveel mogelijk mensen die zich bezighouden met het overheidsbeleid op deze terreinen. Want die versnippering is een frustrerend kwaad, een buitengewoon vervelend bij-effect van onze complexe verzorgingsstaat.

De menselijke maat
Die versnippering dreigt overal waar arbeidsdeling mensen dwingt om maar op één aspect van een ander mens in te gaan. Bij de bakker spreekt dat voor zich; voor bakker én voor klant. Want bij de bakker kom je alleen maar voor het brood. Je moet er natuurlijk niet aan denken dat de bakker je zou dwingen om je vraag naar een halfje volkoren te herformuleren in een hele reeks vragen: naar graankorrels, molenstenen, meelzakken, water, gist, bakblikken, ovens, plastic zakjes, afsluitclips, enzovoort. Tussen groothandels en graanproducenten aan de ene kant en de honger van de klant aan de andere kant zit de bakker, een handige en verstandige bemiddelaar die het alledaagse leven van onze broodminnende bevolking faciliteert. Zo’n bakker past bij de menselijke maat – een belangrijk, maar ook wankel en onbestendig begrip.
De menselijke maat. Hoe behoud je die, als bemiddelaar tussen burger en overheid? Dat lijkt me de centrale vraag voor het Ministerie van Leven.

Brood is een mooi, menselijk eindproduct. Kant-en-klare maaltijden bij de supermarkt zijn dat misschien ook. Althans, voor haastige consumenten die niet van koken houden, niet van boodschappenlijstjes en niet van winkelwagens vol losse ingrediënten.
Zorg zou ook een mooi en menselijk eindproduct moeten zijn. Dat is het echter helaas al lang niet meer. Onze zorgen, en ons zorgen, zijn geïnstitutionaliseerd in een zorgstelsel. En dat levert geen kant-en-klare producten, maar dwingt ons te versnipperen, dwingt ons onze ene hulpvraag te herformuleren als een eindeloze reeks vragen naar allerlei halfbakken ingrediënten. Ik schreef er een aantal jaren geleden een blog over, naar aanleiding van een bewering van staatssecretaris Van Rijn, namelijk dat in de zorg mensen centraal staan, en niet de systemen:

Blogtekst uit 2015
Dé Zorg?
In dé zorg mensen centraal en niet de systemen? Ik zou het graag willen geloven. Maar wat zou het kunnen betekenen? En zou het waar kunnen zijn?

Ik heb vooral moeite met dat woordje ‘de’ als het over dé zorg gaat.. Het is namelijk nog niet zo lang geleden dat het woord ‘zorgen’ vooral in het meervoud voorkwam. En daarnaast als werkwoord. Je had zorgen. En daar moest je voor zorgen. Dat was zo’n beetje het alledaagse idee van een doodgewoon mensenleven: iemand die zich met toewijding bekommert om zijn lot.
Maar de tijden veranderen en er ontstond anonieme zorg. Er ontstond een zorgstelsel, dat waar je tegenwoordig over spreekt als je het woord ‘zorg’ gebruikt. Met een bepaald lidwoord ervoor: de zorg. De zorg is een gebureaucratiseerde zelfverhouding. De zorg heeft iets raars met ons gedaan. Ze heeft ons opgeknipt in enerzijds mensen die schijnbaar alleen maar de kommernis hebben (de mensen met zorgen) en anderzijds mensen die schijnbaar alleen de toewijding hebben (de mensen die zorgen). Daarmee zijn we niet alleen van elkaar, maar vooral ook van onszelf vervreemd, om het met een parafrase op Marx te zeggen. Waar toewijding enerzijds en kommernis anderzijds ooit gewoon keerzijden van dezelfde medaille waren – dat wat het leven van jouw leven de moeite waard maakte – daar hebben we nu als het ware twee halve levens, het ene dat toewijding nodig heeft en het andere dat toewijding verstrekt. Zo’n half leven is natuurlijk niet te leven. Het is een abstractie, een idee, een product van een institutie, van de objective Geist, om het met Hegel te zeggen.
En in de zorg vervreemden we ons nog een stap extra van onszelf en van ons leven omdat we de anonimiteit serieus nemen: als eerlijke, onpartijdige, neutrale bureaucraten spannen wij ons in om twee anonieme helften samen te voegen, zonder aanziens des persoons. We brengen de mensen met zorgen in contact met mensen die zorgen, maar zien er daarbij op toe dat het alleen maar om de zorgen gaat: om de kommernis die een label krijgt (spataderen, angststoornis, verslaving, autisme) en om de toewijding die evidence based intervention gaat heten (thuiszorg, therapie, medicijnen). Door alleen op die zorgen te letten, geanonimiseerd en dus zonder aanziens des persoons, kunnen we de zorg hanteerbaar maken voor de overheid. Die overheid is een interessante, belangrijke, maar ook buitengewoon gemankeerde betrokkene. Een overheid beschikt namelijk maar over twee manieren om invloed uit te oefenen: regelgeving en financiën.
Stel je dat eens even concreet voor, hoe armzalig dat is als je zelf thuis je eigen leven leeft, met je toewijding en je kommer, dat je alleen maar iets zou kunnen doen met regels en geld. Thuis besef je snel genoeg dat je daarmee je problemen verdubbelt, omdat geld en regels alleen maar op een voorwaardelijke manier iets voor jouw zorgen kunnen betekenen. Als je het goed regelt en voldoende geld hebt, dan kan jouw toewijding een verschil maken. Maar je weet ook dat je je niet moet verkijken op een al te strenge interpretatie van de doel-middel relatie tussen geld en toewijding. Geld is noch een noodzakelijke noch een voldoende voorwaarde voor de kwaliteit van jouw zorgen voor jouw zorgen. Als je vooral voor je geld gaat zorgen is de kans groot dat je niet meer aan je zorgen toekomt.
Vandaar dat ik zo mijn zorgen heb over een staatssecretaris die het ongetwijfeld goed bedoelt, maar die het over de zorg heeft en alleen maar iets kan met regels en geld. Zou hij kunnen uitleggen wat hij bedoelt als hij zegt dat mensen centraal staan? Ik kan me er niets bij voorstellen. Het is me veel te abstract.

Uitdaging
Het lijkt me een prachtige uitdaging voor het nieuwe Ministerie van Leven, om voorbij de regels en het geld een bemiddelaar te kunnen zijn tussen mensen met zorgen en een overheid die wil zorgen. Zoals een bakker tussen hongerige klanten en grootschalige graanproducenten. Laten we de minister en de staatssecretaris van Leven met zijn allen helpen om het zicht op de menselijke maat in weerwil van de versnippering weer terug te vinden!
  
Jan Bransen, Hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit
Gastblogger van het Ministerie van Leven
www.janbransen.nl

0 Reacties



Laat een antwoord achter.

    Auteurs

    Annette Stekelenburg  Cora Postema
    ​Gastbloggers:
    Jan Bransen
    ​Erika van de Bilt
    ​Erica Bouma
    ​Freek Lapré
    ​Inge Vuijk
    ​Frank Bluiminck 
    ​Liane den Haan
    ​Monique van Doorn
    ​Henk Nies

    Archieven

    April 2020
    Mei 2019
    April 2018
    Januari 2018
    Oktober 2017
    September 2017
    Augustus 2017
    Juli 2017
    Juni 2017
    April 2017

    Categorieën

    Alles

    RSS-feed

Aangestuurd door Maak uw eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.
  • Home
  • Blog
  • Over ons
  • Regeerakkoord
  • Contact
  • Community