![]() "Laten we ons richten op kwaliteit van leven in plaats van bestrijding van ziekten en de dood." Het is ernstig hoezeer we ons afhankelijk hebben gemaakt van de medische sector. Zodanig dat we denken dat overheid en verzekeraars met geld alle zorg kunnen regelen en kopen die nodig is. Kopen bij de professional wel te verstaan, want we zijn gaan geloven dat alleen mensen die ervoor zijn opgeleid weten wat goed voor ons is. Helaas…. Dat blijkt onbetaalbaar!! Mantelzorgers moeten het gratis doen en dat blijkt ook niet de oplossing. Hoe het zover is gekomen Overgeleverd aan zij die het weten We hebben de zorg voor onszelf en onze dierbaren overgeleverd aan ‘hen die er verstand van hebben’. De kunstvoeding is ons reeds van kinds af aan met de paplepel ingegoten. Daarna had je de Liga, de potjes van Nutricia. Moeders wilden het beste voor hun kind en geloofden dat de voedingsmiddelenindustrie beter wist wat goed was voor hun kind dan zijzelf. Op de consultatiebureaus kreeg je het door de gezondheidsprofessional al voorgeschreven: ”Nu mag u kind een hapje groente uit een potje.” Zelf zo’n prakje maken? Nee, in zo’n potje was het precies goed van samenstelling en dat beetje appelpuree erdoor maakte dat je kindje het zoet weg hapte. ![]() Gemak dient de mens Bij hoofdpijn neem je een paracetamol en verder kun je weer. Bij aanhoudende hoofdpijn neem je nog wat sterker spul. Als het echt niet meer kan kruip je in bed. De onrust, het voortdurende gevoel te moeten presteren, we dempen het met alcohol, chips, of voeden het met cola, coke, en shotjes zodat we het nog net iets langer volhouden. We nemen pillen, al dan niet via de dokter die soms gewoon een soort van drugsdealer is. Alles lijkt gemakkelijker dan stilstaan en bij jezelf te onderzoeken wat er nou echt aan de hand is. Iedereen om je heen raast maar door, je wilt toch geen loser zijn? Lees ook eens dit artikel in de Correspondent. Totdat… Dan komt de man met de hamer. De roofbouw op jezelf heeft nu lang genoeg geduurd. Je bent te dik geworden, je bloeddruk is te hoog, de cellen woekeren ongeremd in je lijf, je organen kunnen het niet meer aan. Ieder heeft weer een andere zwakke plek waar de roofbouw zich manifesteert. En dan gaan we naar de dokter in de veronderstelling dat die ons nu ook weer kan helpen. Er zijn weinig dokters die ons uit die droom verlossen. Ze blijven ons de illusie geven dat we door hen te redden zijn. De farmaceutische industrie heeft ze daar de middelen toe verschaft en hen overtuigt van de goede werking. Dokters studeerden tenslotte medicijnen niet waar? Afhankelijk geven we ons over aan de alwetendheid van de medische sector. En tegenwoordig zijn we zelf minstens zo goed geïnformeerd over de mogelijkheden als de dokter zelf. We eisen nu dat we bepaalde middelen krijgen en geholpen worden. ‘We hebben er recht op!’ En doodgaan lijkt er soms op dat je de strijd er tegen hebt verloren, of dat je niet genoeg je best hebt gedaan om toch maar die ene behandeling te krijgen, of die speciale dokter die je wel had kunnen helpen te vinden. Dokters vind je in die strijd vaak aan je zijde. Zij houden zich aan hun eed, die hen verplicht je te helpen in die strijd. Voor sommigen een fijn wetenschappelijk experiment, voor anderen een gewetensvraag of een inkomstenbron. Langer leven is fijn Dankzij het feit dat we genoeg te eten hebben en niet meer voortijdig sterven aan de gevolgen van infectieziekten en ondervoeding is de kindersterfte afgenomen en worden we gemiddeld ouder. Wat we aan kwalen oplopen kan gemakkelijker worden verholpen. Vaak pakt dat goed uit. Er zijn wel degelijk heel veel goede kanten aan de verbeterde gezondheidszorg. Velen leven nog vele gelukkige jaren dankzij een goede behandeling. We hebben hulpmiddelen die het leven een stuk gemakkelijker maken. Maar ergens houdt het op Toch lijkt het af en toe toch ook niet zo fijn te zijn om maar door te kunnen gaan met leven. Op een goed moment ontdekken we dat we dankzij al die ‘kunstmatige ingrepen’ al dan niet met veel chemisch geweld, niet meer de oude worden. Vermoeidheid, hersenen die in de war zijn, darmen die met ons aan de loop gaan. Zenuwen die afsterven, organen die steeds slechter functioneren. We raken eraan gewend ons lot in de handen van de dokters en farmaceuten te leggen. We vinden het gewoon dat er een legertje aan professionals voor ons klaarstaat om ons te helpen nog wat jaren zo goed mogelijk verder te leven. En als het niet de professionals zijn, dan moeten we een beroep doen op onze familie en vrienden. Het clubje van degenen die dat nog kunnen wordt steeds kleiner. Ze hebben zelf ook een eigen leven en je wilt hen ook niet teveel lastig vallen. Je voelt je meer en meer op jezelf aangewezen, terwijl je steeds minder kan. Hoe ver wil je eigenlijk nog doorgaan? En wie mag dat bepalen? Je blijft afhankelijk van de medische sector. ![]() Hoe komen we er uit? Onafhankelijk? Met elkaar aan deze fuik ontkomen lijkt me fantastisch. Gewoon zo jong mogelijk beginnen met gezond leven. De leefstijl geneeskunde gaat daarbij misschien wel een handje helpen. We leren weer hoe het menselijk lichaam werkt wat goed voor ons is. We leren dat ziek zijn bij het leven hoort en ons uitnodigt om op bed te gaan liggen om eens lekker uit te zieken met een huismiddeltje en warme aandacht. Hoofdpijn is een signaal wat ons aangeeft meer aandacht te besteden aan ons lichaam, in plaats van een roep om een pijnstiller. We realiseren dat we ons in een ratrace bevinden en maken keuzes om daaruit te stappen omdat we beter voor onszelf willen zorgen. Minder hard werken en minder overbodige luxe en gemak. Tijd voor zingeving, tijd voor elkaar. Tijd om je te verdiepen in de rariteiten van een ander die we nu nog liever een label geven en overleveren aan een professional zodat wij er geen last van hebben? (autisme, adhd, dementie etc. etc) Kunnen we dat nog? Of zijn we te zeer gevangenen geworden van onze hypotheek, onze vakanties, onze manier van doorbrengen van de tijd als we even niet werken? Hoe ziet uw leven er uit in 2050? ![]() Oplossingsrichting Wat nodig is, is een maatschappelijke verandering van focus op ons leven en de gezondheidszorg. Alles is nu gericht op het voorkomen van ziekte en gebrek (ook financieel) en vervolgens op het bestrijden ervan. De overheid en deels de zorgverzekeraars zijn hiervan de financiers en zitten dus aan het stuur. Geldstromen en de verantwoording van besteding volgens systeemafspraken zijn leidend. Dat dit vaak niet aansluit bij wat iemand echt nodig heeft om een gelukkig en zo gezond mogelijk leven te leiden is een groot maatschappelijk verlies. Hoe anders zou het zijn als we ons zouden richten op de kwaliteit van leven. Op wat iemand nodig heeft om een zo gezond en gelukkig mogelijk leven te leiden. Dan begint het al met wat er in de supermarkt ligt en de prijs daarvan. ‘Voeding als medicijn’. Mensen leren over voeding, het menselijk lichaam en kunnen betere keuzes maken. Ze leren te vertrouwen op hun waarnemingen, kunnen hun eigen lichaam en geest beter verzorgen. Ze leren weer wat van waarde is. Natuurlijk zijn er nog mensen nodig die mensen kunnen genezen en repareren. Maar met de technologische kennis in combinatie met onze eigen kennis en zorgzame houding kunnen we beter voor onszelf, en daarmee ook beter voor de ander, zorgen. We leren leven met de acceptatie van de dood, waardoor de strijd ertegen niet meer zo allesoverheersend is. We kunnen ons richten op het leven in plaats van alles te richten op het bestrijden van ziekten en de dood. Hier hebben we niet een grote verandering nodig van systemen, als wel een verandering van perspectief op de gezondheid van de samenleving en een behoefte om dat te willen leven en te ondersteunen. Dan sturen vraag en behoefte de verandering. Volksraadpleging! Een dergelijke ontwikkeling gaat langer duren dan de scope van de politieke partijen. Misschien zouden we een volksraadpleging moeten houden: ‘Hoe ziet uw leven eruit in 2050? ‘ Cora Postema, 28-5-2019 Over de schrijver: Geboren in 1959. Wilde op de middelbare school het wereldvoedselvraagstuk oplossen en ging diëtetiek studeren. Zag toen dat vleesconsumptie eiwitverspilling was en aan de andere kant van de wereld honger veroorzaakte en besloot zo min mogelijk vlees te eten. Leerde 40 jaar geleden tijdens haar opleiding al dat je Diabetes type 2 moet behandelen met afvallen, beweging en gezonde voeding. Dat deze verandering van lifestyle als behandeling van diabetes type 2 nu als ‘nieuw’ wordt gebracht (want nu wetenschappelijk bewezen) betekende voor haar een nog groter wantrouwen bij de werkwijze van de huidige medische wetenschap. Vanaf 2009 is ze mantelzorger voor haar partner die na een infarct in de hersenstam gehandicapt raakte. Ze zijn samen gaan ‘vechten’ tegen de medische wereld die wel wist wat goed voor hen was. Ze leiden nu weer een ‘gewoon’ leven, met beademing en sondevoeding in rolstoel, maar met veel minder medische controle en medicatie, dan de artsen volgens hun protocollen graag zouden willen. Cora heeft zich jarenlang ingezet voor een andere kijk op mantelzorg. Tegenwoordig noemt ze zich bewust geen mantelzorger meer. Dat voelt als een bevrijding. Na die ‘bevrijding’ hervond ze waar ze haar energie en geluk vandaan haalt; de natuur. Van daaruit startte ze: www.Ontdekjeeigennatuur.nl een platform voor nieuwsgierige mensen met als doel de bewustwording van de betekenis van natuur voor gezondheid, geluk en welbevinden te versterken.
1 Reactie
![]() Open brief aan staatsecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Geachte mevrouw van Ark, Er zijn dagen dat er nieuws langskomt dat me raakt. Soms word ik daar boos van, vaak ook verdrietig. En heel soms kan ik dan niet anders dan een brief schrijven, zoals nu. U bent kortgeleden gekomen met een voorstel wat het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking eenvoudiger en aantrekkelijker moet maken voor werkgevers. Ik stel mij zo voor dat u samen met een groepje ambtenaren in den Haag met veel passie aan de slag bent gegaan met het vraagstuk arbeidsparticipatie. En ik snap ook wel dat als je daar in een mooie toren uitkijkend over de stad een beetje wegmijmert. En zo ontstaat er vol goede wil een plan dat de plank helemaal misslaat. Misschien zei een van uw medewerkers wel: “Die werkgevers hebben natuurlijk liever iemand die gezond is.” “Ach”, zegt de ander, “dan moeten we het een beetje aantrekkelijker maken.” “Maar” zegt de derde, “de overheid zelf doet het ook niet goed. Wij hebben zelf als overheid niet eens voldoende mensen met een arbeidsbeperking in dienst.” “Precies” zegt de eerste, “en dat komt omdat de regels veel te ingewikkeld zijn voor ons. Dus we moeten het eenvoudiger maken voor werkgevers.” En toen zijn jullie vooral over werkgevers gaan nadenken in plaats van over de werknemers met een beperking. Werkgevers, die door de huidige regelgeving al behoorlijk in de watten worden gelegd. En mevrouw van Ark, heeft u toen ook gevraagd: “Maar wat doet dat eigenlijk met de mensen waar het over gaat? Zet dit ze nu in hun kracht? Wat doet het met je eigenwaarde als je niet zoals al je gezonde vrienden om je heen het minimum loon krijgt. Voel je je dan nog wel gelijkwaardig? Zou je hier betere werknemers door krijgen?” Of kan het zijn dat u dit vergeten bent te vragen. Uit ervaring in ons gezin weet ik hoe het op dit moment werkt. Drie maanden mogen werkgevers een werknemer die op de doelgroepenregisterlijst staat ‘uitproberen’. De werknemer werkt dan volledig tegen een uitkering. Zelfs de reiskosten worden door de gemeente betaald en niet door de werkgever. Na die drie maanden, als de werkgever tevreden is, moet de werkgever de persoon voor zes maanden aannemen. Dan wordt ook het arbeidsgeschiktheidspercentage bepaald. En dan krijgt de werkgever een vergoeding voor het percentage dat de werknemer is afgekeurd. Na die zes maanden gaat dit hele circus weer van voor af aan. Dus even op een rijtje. Het kan zo maar zijn dat een werkgever, een werknemer acht maanden in dienst heeft voor zeg eens drie maandlonen. De rest wordt gecompenseerd. Dus hoe zwaar hebben de werkgevers het dan eigenlijk? Ik kijk mijn huiskamer rond en zie drie jongvolwassenen zitten. Alle drie met een arbeidsbeperking. De een wat meer dan de ander. Ze zijn alle drie erfelijk belast. Domme pech. Maar wat gaat zo’n maatregel met ze doen? Wat zeg je er eigenlijk echt mee als samenleving? Sorry, jullie zijn niet van voldoende waarde om het minimumloon te betalen? Sorry, maar jullie dragen nu eenmaal niet voldoende bij aan de economische ontwikkeling? Sorry, jullie werken hoeft niet te lonen, tenminste niet zoveel als dat ons werk moet lonen? Sorry, we hebben als jullie oud zijn al zoveel aan jullie betaald dat het heel onrechtvaardig zou zijn om ook nog een pensioen te geven. Ik roep u op om aan mijn kinderen uit te leggen waarom dit voor hen beter is. Misschien kunt u vertellen hoe rechtvaardig dit systeem gaat worden en hoeveel meer kansen mijn kinderen gaan krijgen. Tot die tijd zie ik wederom een deuk in hun zelf vertrouwen. De vraag: “Mag ik er eigenlijk wel zijn?”, komt steeds vaker bovendrijven. En dat vind ik een verdrietige constatering. Ik roep u op om nog eens goed na te gaan of er echt geen andere mogelijkheden zijn om de arbeidsparticipatie te stimuleren. Ik denk hier graag over mee. Met vriendelijke groet, Annette Stekelenburg NB voor wie dit leest en ondersteunt: Teken de petitie van Wij staan op!, voor Gelijke kansen op de arbeidsmarkt! https://petities.nl/petitions/wij-staan-op-gelijke-kansen-op-de-arbeidsmarkt?locale=nl ![]() Door Inge Vuijk Ik bezocht onlangs de nieuwjaarsbijeenkomst van Ieder(in), PGO-Support, Patiëntenfederatie Nederland en MIND in Utrecht. Het toeval wil dat ik net verwikkeld was in een boeiende discussie met Annette Stekelenburg over het belang van de inzet van ervaringsdeskundigen. Het gebrek daaraan op zorgcongressen over eigen regie was de aanleiding. Binnen de zorg een hardnekkig fenomeen: praten over in plaats van praten met. Mede daardoor aan de late kant, loop ik de trap op naar de nieuwjaarsbijeenkomst. Het valt me meteen op: veel pakken, weinig rolstoelen. Een soort beroepsdeformatie, ik geef het toe, maar toch. Het programma begint en wordt afgetrapt door een ervaren gastheer, tevens oud raadslid. Kortom een makkelijke spreker met gevoel voor humor. Een mooi begin. #GR2018 komt voorbij, het is immers het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen. Een digitale inventarisatie tovert inclusie als belangrijkste thema uit de zaal naar boven. Volgens de aanwezigen hét speerpunt voor de komende gemeenteraadsverkiezingen. Een andere inventarisatie maakt duidelijk dat er veel politici in de zaal zitten. Kandidaat raadsleden worden zelfs uitgenodigd te gaan staan en geïntroduceerd als de mensen tot wie de overige aanwezigen zich kunnen richten voor het inclusievraagstuk. Wie anders dan zij kunnen het inclusievraagstuk oplossen…? En dan komen de cijfers. Sommige cijfers nog schokkender dan andere. Wist je dat 43 procent van de mensen die bij de gemeente aankloppen, niet de hulp krijgt waarop ze had gehoopt? Van de mensen die bij de gemeente aankloppen, is 42 procent niet tevreden met de deskundigheid van de gemeente. De meerderheid van de groep die actief is binnen de gemeente zegt, dat de gemeente niet naar hen luistert. Kortom, als het om inclusie gaat zijn we er nog lang niet. Dat vermoeden had ik al! Drie paneldiscussies volgen met in totaal acht panelleden. Het gaat over integrale aanpak; buiten de regels durven denken en vooral doen; een wethouder die zelf gaat koken met kinderen en hun ouders om te horen wat er leeft. Mooie voorbeelden komen voorbij en toch klopt er iets niet. Maar wat? Dan hoor ik voor het eerst de term Expex, afgeleid van ‘experienced expert’. Het zou een vervanger kunnen zijn voor de term ‘ervaringsdeskundige’, maar dan wel in het Engels. Het is wel een woord, dat uitleg nodig heeft. Ik had zelf in ieder geval drie keer nodig om het goed te verstaan en kunnen opschrijven. Laten we er dan ‘ervaringsexpert’ van maken, denk ik, of ‘ervaringswerker’, zoals de Dwarslaesie Organisatie Nederland gebruikt. Waar het volgens mij om gaat, is dat de term bijdraagt tot gelijkwaardigheid. Dat iemand met ervaring gelijkwaardige gesprekken kan en mag voeren met al die andere professionals, zowel in de zorg als binnen de gemeentes. Ik geef toe, de ene persoon met ervaring is de andere niet. Niet iedere ervaringsdeskundige is ook meteen ervaringsexpert. Dat zien wij ook wanneer we met Rehab Academy ervaringsdeskundigen inzetten. Sommigen hebben hun handen vol aan zichzelf. Anderen zijn met hun eigen ervaring heel goed in staat om mee te denken met anderen en/of van toegevoegde waarde te zijn voor organisaties. Illya Soffer van Ieder(in) grijpt als voorzitter van het laatste panel het thema meteen aan om te pleiten voor ‘nothing about us without us’, wederom in goed Engels. ‘Wanneer de ervaringsdeskundigen zelf mee aan tafel zitten, levert dat op dat er in één keer passende oplossingen worden bedacht i.p.v. goedbedoelde oplossingen die het probleem niet oplossen. Kijk maar naar de cijfers. Dat is wat er nu nog te vaak gebeurt.’ Met de beste bedoelingen krijgen mensen oplossingen aangereikt die niet voldoen. Het gevolg is dat ze blijven terug komen en dat er over en weer irritatie ontstaat. Ik ben het volmondig met Illya eens. En toch ben ik er ook zelf tijdens deze bijeenkomst bijna weer ingetrapt. De panels werden ook hier weer geleid door de bestuurders van de organiserende organisaties. In de drie panels zijn twee van de acht panelleden ervaringsdeskundigen. De ander zes niet. Ik besluit mijn discussie van die dag met Annette Stekelenburg: er is niet alleen in de zorg nog veel winst te behalen als het gaat om de inzet van ervaringsdeskundigen. Inge Vuijk Initiatiefnemer Rehab Academy & directeur stichting Revalideren is Leren Droom: Meer mensen met een fysieke beperking doen meer mee in onze samenleving. Motto: Meedoen kun je leren! ![]() Door Jan Bransen, Hoogleraar in de Filosofie van de gedragswetenschappen Er waren prachtige uitspraken bij, uit monde van Jos de Blok in de uitzending van Tegenlicht van 15 oktober jl. Als je het nog niet gezien hebt, beslist gaan kijken! Heerlijk moedig gezond verstand, wars van ontzag voor traditie en macht. Van al die welkome uitspraken beperk ik me hier tot een uitspraak over de zinloosheid van managementopleidingen: "Stoppen d’r mee." Het idee dat jij de baas gaat zijn over een heleboel mensen en dat je daarvoor allerlei trucjes gaat leren, zonder dat dit gepaard gaat met een bepaalde persoonlijke ontwikkeling, is een drama voor de maatschappij. Ik heb vergelijkbare uitspraken gedaan over universitaire opleidingen in de gedragswetenschappen. De honderden studenten psychologie, pedagogiek, communicatiewetenschappen en ook managementwetenschappen die ik momenteel weer rond zie lopen op de Nijmeegse campus, doen mij zeer aan de ogen. Wat doen we ze aan? En wat doen we onszelf aan door te menen dat we met deze studies goed bezig zijn? Zo’n advies om te stoppen kan overigens alleen maar een beetje in goede aarde vallen als we serieus aandacht hebben voor de negatieve consequenties. Want het afschaffen van die opleidingen zal zeker ook pijn doen. We zullen al die studenten die we nu nog een beetje opvangen – alsof de universiteit een voortgezette crêche is – een ander perspectief moeten zien te geven. En we zullen goed moeten gaan nadenken over hoe we dan wél tegemoet kunnen komen aan die breed gevoelde nood; die disfunctionerende afdelingen, die onopvoedbare kinderen, die ongelukkige, opgebrande mensen, die enorme maatschappelijke complexiteit. Voor mij als filosoof zijn de ondeugdelijke vooronderstellingen het aanknopingspunt: de moderne obsessie met theoretische kennis en het negeren van persoonlijke ontwikkeling in de hoogste menswetenschappelijke opleidingen. Hoe hebben we het kunnen bedenken? Hoe hebben we het idee kunnen krijgen dat managementtheorieën, communicatietheorieën, en gedragswetenschappelijke theorieën belangrijker zijn voor de omgang tussen mensen dan hartelijkheid en begrip? Hoe kon dat in hemelsnaam een aannemelijk uitgangspunt worden? Een antwoord op die vragen zal een analyse moeten geven van de verwetenschappelijking van ons alledaagse leven. In Laat je niets wijsmaken deed ik daartoe een poging. Theoretiseren Hier wil ik kort iets zeggen over het belang van theoretiseren, en over waarom dat niet begrepen moet worden als het ontwikkelen en leren gebruiken van een theorie. Theoretiseren is een kwestie van met je aandacht heen en weer kunnen bewegen tussen het concrete en het abstracte – het abstracte autisme bijvoorbeeld herkennen in het concrete gedrag van dit ene kind, of een concreet voorbeeld voor je zien bij het lezen van een abstracte wetsregel. Dat vermogen is een praktisch vermogen, een vermogen dat tijd nodig heeft, een kwestie van iets vertrouwds leren zien in iets nieuws, patronen kunnen herkennen, overeenkomsten en verschillen leren zien, voorbeelden, vergelijkingen, metaforen en analogieën leren gebruiken. Cruciaal voor dat vermogen, en voor de continue ontwikkeling van dat vermogen, is de permanente omgang met het abstracte in het concrete, en met het concrete in het abstracte. Het is in die jarenlange omgang dat mensen leren theoretiseren, afstand leren nemen van de toevalligheden van een bepaald geval, maar ook oog leren krijgen voor de significante kenmerken van dit bijzondere geval. Om te kunnen theoretiseren heb je dus ervaring nodig, een wijs geworden oordeelsvermogen dat zich in de concrete omgang met veel verschillende mensen heeft kunnen ontwikkelen. Theoretiseren leer je niet uit een boek. Je leert het ook niet in een academische studie, niet althans in een studie die theoretiseren verwart met het leren kennen en kunnen toepassen van theorieën. Want theorieën doen er niet toe in het theoretiseren. Dat is precies de vergissing die onze kennismaatschappij heeft gemaakt door van kennis een product te willen maken dat je kunt verwerven zonder zelf als persoon wijzer te worden. We zijn kennis abusievelijk gaan verwarren met het hebben van een theorie, een theorie die je in bibliotheken kunt bewaren, die je kunt kopen en verkopen, in de etalage kunt zetten en kunt verhandelen, die je jonge mensen kunt aanbieden in managementopleidingen, en dat die dan denken dat ze met zo’n theorie in de hand de baas kunnen zijn over een heleboel mensen. Terwijl we ze niets anders hebben verkocht dan een stel holle woorden, een getuigschrift voor aan de muur. En daarbij hebben we ze ook nog eens wijsgemaakt dat het niet om persoonlijke ontwikkeling gaat. Het is die vergissing die Jos de Blok met zijn opmerking ontmaskert. Waarvoor hulde! ![]() De minister en staatssecretaris waren de afgelopen week docent bij de Health Innovation School in het Radboud in Nijmegen. Ze ontvingen daar de Pink Socks voor zorgvernieuwers. Hoewel ze daar een zeer interessant programma volgden, verlieten ze de innovatoren toch voortijdig om bij de oratie van Kim Putters aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam te zijn. Zijn oratie had als titel: Was getekend. Op weg naar een vernieuwd sociaal contract in de zorg. Verbinding We zagen zo veel raakvlakken tussen dit programma en de Health Innovation School dat we de behoefte voelen ze met elkaar te verbinden. Dat deden we al door Kim Putters namens de Health Innovation School een paar Pink Socks te overhandigen, waarmee hij is opgenomen in het genootschap van zorgvernieuwers. Maar onze verbindende activiteiten gaan voort! Een samenvatting van onze verbindende activiteiten kun je zien in dit korte filmpje De tekst van de oratie van Kim Putters kun je hier downloaden. Lees hier meer over de tribe van de Pink Socks ![]() Door Henk Nies, Raad van Bestuur Vilans Begin juni was de Prokkelweek, een week vol prikkelende ontmoetingen met mensen met een beperking. Dat was de reden dat Mireille de Beer Durand vroeg of ze een dagje met mij mee kon lopen. Ze wilde zien wat mijn werk zoal inhoudt. Mireille werkt al een aantal jaren bij Vilans als ervaringsdeskundige met een verstandelijke beperking. Ze doet mee in allerhande projecten en onderzoeken om te bewaken dat wat we bij Vilans doen aansluit bij mensen met een beperking. Dat dagje meelopen was een bijzondere ervaring voor haar en voor mij. Het haalde ons uit onze hokjes. Nu ken ik Mireille al die tijd dat ze bij ons werkt, maar ik ken haar ook weer niet. Een praatje bij de koffieautomaat, een gezamenlijk optreden op een congres en stukjes op Yammer en onze Vilans-mail; dat was het zo’n beetje. Ik had geen concreet beeld bij Mireille en ook niet bij haar beperking; en dat was maar goed ook, ontdekte ik. In de voorbereiding van deze dag spraken we elkaar kort. Ik gaf aan haar niet goed te kennen en vroeg of het akkoord was dat ik maar gewoon deed zoals anders. Of het goed was dat ik niet méér rekening met haar zou houden dan bij een ander die een dagje mee zou lopen. En dat ik zou praten zoals ik altijd doe. Ik had die dag een vergadering met de Ondernemingsraad en een werkbezoek aan Nieuw Unicum om afspraken te maken over een nieuw op te zetten zorgstandaard voor mensen met multiple sclerose. Een dag met veel technische gesprekken en vakjargon, een halve dag binnenshuis en een halve dag extern. We spraken af dat als het niet zou werken, dat ze het zou aangeven. De dag verliep voorspoedig, op een kleine hapering met het openbaar vervoer na. Dat is normaal voor ons. De Ondernemingsraad verliep ontspannen, we konden de moeilijke dingen in een goede sfeer ter sprake brengen. Bij Nieuw Unicum kregen we een bijzonder interessante kennismaking met de organisatie, de projecten die ze daar doen en de mensen die daar wonen. En het was nog lekker weer ook. Daarna volgde een nogal abstracte discussie over de zorgstandaard. Op weg naar huis spraken we over het leven dat we leiden en dat we geleid hebben, en hoe de dag verlopen was. ‘Nou heb ik een dag met je opgetrokken, maar ik heb nog steeds geen idee wat je beperking is’, zo blikte ik terug. ‘Ik heb er ook geen moment rekening mee gehouden’. ‘Dat is ook goed’ gaf Mireille aan. ‘Het was ook helemaal geen probleem. Vaak kom ik mensen tegen en dan gaan ze anders naar mij doen. Dan voel ik mij zo klein’. Dat riep weer nieuwe vragen op. ‘Maar als dat zo is,’ vervolgde ik, ‘waarom presenteer jij jezelf dan als een ervaringsdeskundige met een beperking? Ik zie in de gesprekken echt wel dat je als ervaringsdeskundige iets extra’s toevoegt, maar die beperking, die zie ik niet’. We bespraken, dat Mireille zich ook zou kunnen presenteren als ervaringsdeskundige die een beperking heeft gehad, dat maakt het wel anders. Het omgekeerde gebeurde ook. Mireille zag dat ik als bestuurder niet alleen iemand op afstand ben met saaie vergaderingen of bezig met machtspelletjes. En dat bus of taxi voor mij ook niet altijd lekker lopen. De dag maakte me (nog eens extra) duidelijk dat je dat je er niets aan hebt iemand in een hokje te plaatsen. Niet het hokje van iemand met een beperking, maar ook niet in het hokje van de ‘baas’. Beide hokjes zijn een beperking in zichzelf. Als we elkaar ontmoeten met als beeld dat de ander een beperking heeft, dan beperkt dat ons contact. Je staat niet open om te zien wie die ander eigenlijk is. Dat is pas écht een beperking. Deze blog heeft de instemming van Mireille De Beer Durand. ![]() Door Monique van Doorn, maatschappelijk ondernemer Als je blijft doen wat je deed, dan hou je wat je hebt. Een veranderende samenleving kan dat niet hebben, anders doen is daar noodzaak. Onderdeel van die samenleving is de zorg. Medewerkers kunnen een sleutelrol bij transitie vervullen, tenminste als zij worden toegerust voor die uitdaging. Van tekort naar overschot en omgekeerd In 1984 behaalde ik mijn speld na het afronden van de in-serviceopleiding A-verpleegkunde. Ik was een van de gelukkigen van de groep die een aanstelling kreeg, we voelden ons bevoorrecht. De groep collega’s die drie maanden later hun speld kwam ophalen verscheen demonstratief in het zwart, zij konden namelijk niet blijven en stonden na het behalen van hun diploma op straat. Cohorten van goede mensen zijn met dit zwalkende beleid opgeleid en zijn daar aan gewend geraakt. Dan weer was er een tekort aan menskracht en opeens was er weer een overschot. 21th century skills voor 'poetsters' Inmiddels jaren verder en als ondernemer in de zorg vertrouwd met grote transitievraagstukken, sprak ik tijdens de introductie van de beweging Andere handen in 2012 met een gezelschap opleiders en managers van een werkgeversclub over de droom van Andere handen community. Met behulp van sociale media zouden we slim en praktisch inhoud kunnen gaan geven aan anders doen in de zorg. De introductie van de learning community kon medewerkers versterken in de ontwikkeling van nieuwe 21th century skills waarmee ze zouden anticiperen steeds veranderende arbeidsmarktvragen. Mijn pleidooi om te gaan investeren in dit anders doen, juist op het niveau van de werkvloer van de zorg, kon rekenen op warme aandacht. De dooddoener tijdens een presentatie was de afsluitende vraag: waarom zouden we investeren in die poetsters? De community is wel van start gegaan in co-creatie met witte raven. Het werd gekoppeld aan praktische initiatieven van sociaal leren en arbeidsmarktontwikkeling. Zo maakte het onder andere onderdeel uit van een arbeidsmarktprogramma 4500/45+, een preventie programma voor 45-plus medewerkers. Dit programma staat genoemd als oplossing in de brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer als reactie op acties van de bonden in december 2015. Dit anders leren en pro-actief scholen zou worden ingezet voor de thuiszorgmedewerkers die tussen wal en schip van de transitie terecht waren gekomen. Van een uitwerking is het (nog) niet gekomen…..vooralsnog doet men op het terrein van arbeidsmarktbeleid in de zorg wat men altijd deed. Beeldvorming door jo-jo-beleid Ondertussen zijn wel tenminste 30.000 mooie mensen hun werk verloren. Veelal vrouwen van 40 plus, die jarenlang gezin en werk hebben gecombineerd en een schat aan praktische wijsheid hebben. Een volgende wervingscampagne is gestart: ‘De zorg heeft je weer nodig……’. We zien de effecten van dit jo-jo-beleid op allerlei media nu terug. Cartoons van slovende medewerkers, discussies over onderbetaalde hulpen en beeldvorming dat ict en zorgmedewerkers geen goede combi vormen. Deze beelden kunnen direct naar de prullenbak als we samen anders leren doen. Samen anders leren doen! Hoe? Daarvoor zijn vele mogelijkheden. Denk aan meer technologie toepassingen of meer ontwikkeling van zelforganisatie of aan andere organisatievormen. De essentie is echter sociale innovatie, werkelijk anders doen in de praktijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het afvlakken van de dominante aandacht voor zorg en ziekte terwijl tegelijkertijd meer aandacht voor het ontwikkelen van vitaliteit ontstaat. Mee (blijven) doen, ook als er gebreken zijn gaan we die met elkaar als uitdaging zien. De vergrijzende samenleving is dan geen bron van kommer en kwel, maar een kostbare verzameling van wijsheid, kennis en humor die helpt bij het verwerken van verlies wat er ook bij hoort. Zo gaan we het leven weer in al zijn facetten aan. Een enorme klus, want zorgvragers en zorgverleners zijn beiden gewend aan de huidige mores. Waarde creëren Interessant is dat zorgverleners hierbij van enorme waarde kunnen zijn. Zij kunnen ambassadeurs van sociale innovatie worden. Stimuleer innovatie, leer hen technologie te benutten en waardeer samenwerking met anderen. Samen anders doen, anders leren, anders samenleven. Een geweldige uitdaging. Wat zou het Ministerie van Leven daar in kunnen betekenen? Monique van Doorn Maatschappelijk ondernemer met Verder door anders doen Initiatiefnemer van learning community Andere handen Augustus 2017 ![]() door Liane den Haan – Directeur bestuurder ANBO Laatst meldde mijn lokale supermarkt op Facebook dat ze veel vragen krijgen over thuisbezorging bij oudere buurtbewoners. Supermarktbezorgdiensten werken met online bestellingen, en niet iedereen kan daar tenslotte mee uit de voeten. Door de dienstverlening anders in te richten, kunnen meer mensen van de thuisbezorgservice gebruik maken. Ander voorbeeld: laatst kwam bij ANBO een leverancier van aangepaste tablets: door de bediening te versimpelen wordt de drempel voor mensen die nooit eerder met internet, computers of tablets in aanraking kwamen, lager. Zo wordt contact houden met de omgeving makkelijker en kan sociaal isolement tegen gegaan worden. Het zijn maar twee voorbeelden, maar veel bedrijven beginnen eindelijk te begrijpen dat een ouder wordende bevolking een commerciële kans is. En dan niet op de betuttelende manier, waarbij er vooral naar kwetsbaarheden gekeken wordt, maar op een manier die recht doet aan de blijvende behoefte aan zelfredzaamheid en zelf beslissen. Het aantal 80-plussers groeit de komende jaren flink: van 700.000 nu naar zo’n twee miljoen in 2040. Dat is een markt, en heus niet één speciaal voor hulpmiddelen. Ik denk – zo even uit mijn hoofd - aan reizen, woningaanpassingen die het huis comfortabeler maken, cosmetica, slimme hulpjes voor tuinieren en allerlei gemaksdiensten. Want we worden niet alleen ouder, we blijven ook langer gezond. We worden ouder met elkaar Ouder worden en oud zijn begint een andere dimensie te krijgen. We leven langer en worden dus ouder. De meeste jaren leven we in goede gezondheid. Maar als je naar de wijze kijkt waarop ouderen in de media geportretteerd worden, dan is dat altijd in relatie tot zorg, hulpbehoevendheid en afhankelijkheid. De beeldvorming over ouderen klopt niet langer met de realiteit. De meeste mensen blijven tot op hoge leeftijd redelijk vitaal. Ze ondernemen nog van alles en dragen in de vorm van vrijwilligerswerk en mantelzorg veel bij aan het welzijn in de samenleving. Pas in de laatste levensjaren dienen zich zwaardere beperkingen aan, kan het sociale netwerk uit elkaar vallen en is het van belang dat er een veilige omgeving gecreëerd wordt waar men zich prettig kan blijven voelen. Met het beleid van de overheid om zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen zien we de zorg en ondersteuning verder veranderen. Er wordt een groter beroep gedaan op zelfredzaamheid en het sociale netwerk. Dit beleid sluit ook aan bij wat mensen zelf willen: eigen regie over het leven houden, eigen keuzes kunnen blijven maken en geen betutteling van bovenaf. Deze wens heeft ook weer gevolgen hoe we onze voorzieningen inrichten. De focus is meer komen te liggen wat iemand nog wél kan, in plaats van wat iemand niet kan. De beeldvorming moet veranderen; ouder worden moet in een ander daglicht komen te staan. En gezien de demografische ontwikkelingen is dit hoog nodig! Ouder worden is geen ziekte, maar is leuk! In 2050 is 1 op de 4 Nederlanders 65-plus. Het is makkelijk om in problemen te denken, want natuurlijk krijg je te maken met bepaalde beperkingen. Al is het alleen al dat het lichaam wat strammer wordt, de eerste leesbril rond je 40e is aangeschaft en dat je af en toe wat extra na moet denken om op een naam te komen. Hoe ouder je wordt, hoe meer je hier mee te maken krijgt. Maar dit hoeft niet te betekenen dat hierdoor de kwaliteit van leven als minder ervaren wordt. Integendeel! Het ervaren van een goede kwaliteit van leven hangt van hele andere zaken af. Leeftijd doet er dus niet toe. Het gaat om wie je bent, wat jouw mogelijkheden zijn en welke keuzes jij zelf maakt. Volg ons ook op Facebook, om zo met elkaar de beeldvorming te kantelen. Ouder worden moet leuk en prettig zijn. Vergrijzing is geen bedreiging, maar een kans op meer welzijn en welvaart! ![]() Door: Frank Bluiminck, Directeur Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland Terwijl de kabinetsformatie ook in vakantietijd werkt aan een nieuw regeerakkoord, stapelen de uitdagingen in de praktijk zich op. Onder het motto "samen naar school, samen naar werk" kan het nieuwe kabinet werken aan een Nederland waarin mensen met een beperking meedoen. Minister van Leven, in plaats van minister van zorg Natuurlijk is zorg een belangrijk beleidsterrein. Maar we willen juist nieuw beleid als het gaat om onderwijs, arbeid en wonen. Het beleid voor gehandicapten is versmald tot zorg en geconcentreerd bij het ministerie van VWS. Dat is een verkeerde ontwikkeling. Een brede aanpak is gewenst en hard nodig. We zien liever een minister van Leven, dan een staatssecretaris of minister van zorg. Voor een toegankelijke samenleving Veel mensen met een beperking ervaren de samenleving als ontoegankelijk. Soms letterlijk, omdat ze een gebouw niet inkomen. Vaak figuurlijk, omdat ze moeite ervaren om in het onderwijs, de arbeidsmarkt of de vrije tijd mee te doen. Dit is veelal niet “de schuld” van iemand. Het is niet zo dat mensen moedwillig gehandicapten uitsluiten. Het is onbekendheid, onvermogen en ongemak. Waar het wél lukt Op veel plekken lukt het wel, en dan lijkt het zo makkelijk. Een voorbeeld. Op de basisschool in Dinxperlo werken gehandicapten mee met de dagelijkse gang van zaken. De jassen uit- en aandoen, het openen van drinkbekers, of het opruimen van afval. Voor de leerkrachten is dit fijn gezien hun toch al hoge werkdruk. Voor de kinderen is het een heel vertrouwde kennismaking met mensen met een beperking. Voor de gehandicapten zelf is het een geweldige ervaring om van betekenis te zijn, om “dank je wel“ te horen. De voorbeelden zijn legio. Mensen met een beperkingen die helpen in de ouderenzorg op momenten van eten en drinken, die - onder begeleiding - een wijkbibliotheek draaien, die mensen verwelkomen op het stadhuis. Als je wil, zie je overal mogelijkheden. Met positieve effecten voor iedereen. Geen juridische strijd, maar gewoon doen Er is een recht op inclusief onderwijs. Dat heeft dan al snel de toon van een juridische strijd. Maar dat hoeft niet. Het gaat er om dat kinderen met een beperking ook in een onderwijsomgeving kunnen leren, in plaats van in een zorgcentrum. Zij ontwikkelen zich beter als zij een leerkracht hebben, ook al is het tweemaal per week omdat vijf dagen te zwaar is. Het hoeft ook niet in dezelfde klas, maar wel in elkaars nabijheid. Ervaringen met scholen waar zowel kinderen met als kinderen zonder beperking les krijgen, zijn heel positief. De kinderen ontwikkelen zich iedere naar hun eigen vermogen. Zo raken ze aan elkaar gewend en verdwijnt het ongemak in de omgang met gehandicapte ander. Daarom zou het nieuwe kabinet de samenleving toegankelijker kunnen maken door hier fors op in te zetten. Daar hoort goede kwaliteit van zorg uiteraard bij, maar het gaat vooral om het mogelijk maken dat mensen met een beperking meedoen, als het gaat om onderwijs, werk, wonen en vrije tijd. Stop de focus op zorg, en laten we ons richten op kwaliteit van leven. Daarom willen we geen minister van zorg maar een minister van Leven. ![]() Door: Jan Bransen Als je een zwaar leven hebt en je draagkracht afneemt, of gewoon soms even op is, of eigenlijk al lang kleiner is dan de last die je te dragen hebt, dan wil je soms gewoon even op verhaal komen. Dan wil je dat er iemand luistert. Gewoon iemand bij wie je terecht kunt met al je sores. Dat moet liever niet iemand zijn die naar jouw hulpvraag probeert te luisteren. Want een hulpvraag heb je niet. Je hebt een zwaar leven. Je hebt een steunvraag, wellicht, eerder dan een hulpvraag. Want een hulpvraag is klein en afgebakend. Een hulpvraag is een bureaucratisch construct. Maar als je zorgen groot zijn en het leven onoverzichtelijk complex, als het leven eigenlijk meer van je vraagt dan je dragen kunt, dan wil je ook wel eens onbekommerd voor je uit kunnen praten. En dan wil je dat iemand luistert – luistert naar de complexiteit van jouw leven en de omvang van je zorgen. Als zo iemand naar je luistert om jouw hulpvraag te achterhalen, dan is de kans groot dat zo iemand niet luistert. Althans niet naar jou. Hoe belangrijk het voor een goede hulpverlener ook is om naar de hulpvraag te leren en te kunnen luisteren – als iemand een zwaar leven heeft, dan heeft hij niet één, maar wel zeven, elf, of negenentwintig hulpvragen. En als jij als hulpverlener dan die ene vraag eruit probeert te halen waar jij met je specialisme iets mee kunt, dan hoor je het meeste niet. Zelfs als je bereidwillig genoeg bent om behulpzaam door te verwijzen naar al die collega’s van jou die ieder iets zouden moeten kunnen met elk van die andere hulpvragen, dan nog hoor je het belangrijkste niet. Natuurlijk, het kan enorm helpen om een systematisch overzicht te krijgen van hoe de complexiteit van een zwaar leven vertaald kan worden in termen van netjes geïdentificeerde hulpvragen, maar de orde die je daarmee biedt of krijgt, is een orde die door ambtenaren begrepen wordt. Niet door iemand die een zwaar leven heeft. Want als je een onoverzichtelijk complex leven hebt, dan is dat juist omdat alles met alles samenhangt, en omdat het allemaal op jouw schouders drukt. Als je dan ook nog over het bureaucratische talent moet beschikken om jouw steunvraag uiteen te kunnen leggen in vierentwintig hulpvragen, dan zinkt de moed je helemaal in de voeten. Dan heb je soms alleen maar iemand nodig die naar jouw steunvraag kan luisteren. Die daar de tijd voor heeft en het talent voor heeft. Als het aan het Ministerie van Leven ligt, dan kan zo iemand best een ambtenaar zijn, een zorgverlener die in alle openheid en alle globaliteit naar jouw steunvraag luistert. Die gewoon echt naar je luistert. Iemand bij wie je met al je sores terecht kunt. En die vervolgens zijn collega’s – maar niet jou! – lastig valt met de vertaling naar desnoods wel vijfendertig hulpvragen die tussen de ambtelijke schotten verdeeld mogen worden. Zulke steunverleners – daar zouden er wel meer van mogen zijn. Jan Bransen heeft dit blog ook geplaatst op zijn eigen website |
AuteursAnnette Stekelenburg Cora Postema Archieven
Mei 2019
Categorieën |